In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N. Abalhaj, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na een gewijzigde beslissing op bezwaar op 18 januari 2023. De rechtbank Amsterdam had eerder op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2923. Appellante trok haar hoger beroep in, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan haar bezwaren. Ze verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en om schadevergoeding.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het Uwv in de kosten van de rechtsbijstand van appellante moest worden veroordeeld. De proceskosten werden begroot op € 1.674,- voor de procedure in beroep en € 837,- voor het hoger beroep. Daarnaast werden de kosten van rapporten van de verzekeringsarts D. van der Ent gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 4.141,04 aan proceskostenvergoeding. Het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering werd eveneens toegewezen.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met O.N. Haafkes als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2023. De Raad benadrukte dat appellante zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden.