Uitspraak
21 2663 WAJONG
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
L.R. Kokhuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die haar bezwaar tegen het besluit van het Uwv om haar aanvraag voor een Wajong-uitkering niet in behandeling te nemen ongegrond verklaarde. Appellante, geboren in 1975, had in 2019 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv weigerde deze omdat zij geen medische informatie had ingediend die haar arbeidsongeschiktheid tussen haar achttiende en drieëntwintigste jaar kon onderbouwen. In de bezwaarprocedure heeft appellante een rapport van een psycholoog ingebracht, maar het Uwv concludeerde dat er geen objectieve gegevens waren over haar functioneren in die periode. De rechtbank oordeelde dat het Uwv het juiste beoordelingskader had toegepast en dat de FML, opgesteld door de verzekeringsarts, zorgvuldig was. Appellante stelde in hoger beroep dat haar beperkingen waren onderschat en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten. De Raad bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de beoordeling van de aanvraag op de juiste criteria was gebaseerd en dat de ontbrekende medische gegevens voor rekening van appellante kwamen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.