ECLI:NL:CRVB:2023:937

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
23 / 244 WLZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening in sociale zekerheidszaak zonder nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. Verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd, had eerder een uitspraak van de Raad van 28 mei 2021 aangevochten, waarin werd vastgesteld dat hij per 7 november 2016 verzekerd was voor de Wet langdurige zorg. De rechtbank Den Haag had op 12 januari 2023 geoordeeld dat zij onbevoegd was om het herzieningsverzoek te behandelen en verwees de zaak terug naar de Raad. Verzoeker was het niet eens met deze onbevoegdverklaring en stelde hoger beroep in.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die voldeden aan de strikte voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel vereist dat de feiten en omstandigheden vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren bij de indiener en tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De Raad concludeerde dat verzoeker in feite een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak wilde openen, wat niet mogelijk is binnen het kader van een herzieningsverzoek.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing en benadrukt dat het middel van herziening niet bedoeld is voor het opnieuw bespreken van een zaak, maar enkel voor het herstellen van onjuistheden die na de uitspraak aan het licht zijn gekomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken.

Uitspraak

23.244 WLZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 januari 2023, 21/5864 (aangevallen uitspraak) en het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 mei 2021, 18/3945 WLZ
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 24 april 2023
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Griffier: E.P.J.M. Claerhoudt
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 april 2023. Verzoeker is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om herziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Wat ging er aan het verzoek om herziening vooraf?
1.1.
De Raad heeft op 28 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1249, uitspraak gedaan in een zaak van verzoeker. In die uitspraak is de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 juli 2018, 18/1916 bevestigd. Inhoudelijk ging het over een besluit van de Svb waarin verzoeker per 7 november 2016 verzekerd is geacht voor de Wet langdurige zorg.
1.2.
Verzoeker heeft tegen die uitspraak van de Raad op 9 augustus 2021 een verzoek om herziening ingediend bij de rechtbank Den Haag. Die rechtbank heeft zich bij uitspraak van 12 januari 2023 onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, verwezen naar de Raad. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld. Hij is het niet eens met de onbevoegdverklaring van de rechtbank. Hij wil dat zijn argumenten inhoudelijk worden beoordeeld.
1.3.
Volgens de Raad heeft de rechtbank zich terecht onbevoegd verklaard om van het verzoek om herziening kennis te nemen. Een verzoek om herziening van een uitspraak van de Raad moet bij de Raad worden ingediend. De Raad heeft het verzoek om herziening van de uitspraak van 28 mei 2021 in behandeling genomen.
De gronden van het herzieningsverzoek
2. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn herzieningsverzoek medische gegevens ingebracht. Verder heeft hij aangevoerd dat hij een navordering van ongeveer € 8000,- van het CAK heeft gekregen.
Hoe moet een verzoek om herziening worden getoetst?
3.1.
Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld om een hernieuwde discussie over de desbetreffende uitspraak te voeren of te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen.
3.2.
Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte, cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Herziening van een uitspraak op grond van dat artikel alleen mogelijk is op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden als zij bij de bestuursrechter eerder bekend waren geweest.
Wat verzoeker aanvoert kan niet leiden tot herziening
4. Zoals ter zitting besproken, heeft verzoeker geen feiten en omstandigheden als hiervoor bedoeld aangevoerd. Verzoeker beoogt in feite een hernieuwde discussie over de uitspraak van de Raad van 28 mei 2021. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het middel van herziening daar niet toe kan strekken.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum