ECLI:NL:CRVB:2023:933

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
23 / 253 WAO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. Verzoeker, die in deze procedure zelf is verschenen, had een verzoek om herziening ingediend tegen de uitspraak van de Raad van 28 mei 2021, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag had zich op 12 januari 2023 onbevoegd verklaard om het beroep tegen deze uitspraak te behandelen en verwees de zaak terug naar de Raad.

De Raad heeft het verzoek om herziening beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan de strikte voorwaarden voor herziening voldoen. De Raad benadrukt dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar enkel voor het herstellen van een uitspraak die berust op een onjuist feitelijk uitgangspunt. Verzoeker heeft aangevoerd dat het dagloon dat in 1986 is vastgesteld onjuist is en dat hij gegevens vanuit de Antillen nodig heeft om dit te bewijzen, maar deze argumenten voldoen niet aan de voorwaarden voor herziening.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak en wijst het verzoek om herziening af. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken. De griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend, waarmee de procedure is afgerond.

Uitspraak

23.253 WAO-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 januari 2023, 21/5869 (aangevallen uitspraak) en het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 mei 2021, 20/990 WAO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 24 april 2023
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Griffier: E.P.J.M. Claerhoudt
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 april 2023. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om herziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Wat aan het verzoek om herziening vooraf ging.
1.1.
De Raad heeft op 28 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1259, uitspraak gedaan in een zaak van verzoeker. In die uitspraak is de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 maart 2020, 19/5713 bevestigd. Inhoudelijk ging het over een besluit van het Uwv waarin het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het bezwaarschrift niet was gericht tegen een door het Uwv genomen besluit.
1.2.
Verzoeker heeft tegen de uitspraak van de Raad van 28 mei 2021 een verzoek om herziening ingediend bij de rechtbank Den Haag. Die rechtbank heeft zich bij uitspraak van 12 januari 2023 onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, verwezen naar de Raad. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld. Hij is het niet eens met de onbevoegdverklaring van de rechtbank. Hij wil dat zijn argumenten inhoudelijk worden beoordeeld.
1.3.
Volgens de Raad heeft de rechtbank zich terecht onbevoegd verklaard om van het verzoek om herziening kennis te nemen. Een verzoek om herziening van een uitspraak van de Raad moet bij de Raad worden ingediend. De Raad heeft het verzoek om herziening van de uitspraak van 28 mei 2021 in behandeling genomen.
De gronden van het herzieningsverzoek
2. Ter onderbouwing van zijn herzieningsverzoek heeft verzoeker erop gewezen dat het dagloon dat in 1986 is vastgesteld ten behoeve van zijn WAO-uitkering onjuist is vastgesteld en dat hij gegevens nodig heeft vanuit de Antillen om dit te bewijzen. Ook wil verzoeker zijn belastingaangifte over 1985 laten herzien.
Hoe moet een verzoek om herziening worden getoetst?
3.1.
Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld om een hernieuwde discussie over de desbetreffende uitspraak te voeren of te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen.
3.2.
Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte, cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Herziening van een uitspraak op grond van dat artikel is alleen mogelijk op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden als zij bij de bestuursrechter eerder bekend waren geweest.
Wat verzoeker aanvoert kan niet leiden tot herziening
4.1.
Zoals ter zitting besproken, heeft verzoeker geen feiten en omstandigheden als hiervoor bedoeld aangevoerd. Verzoeker wil in feite een hernieuwde discussie over de uitspraak van de Raad van 28 mei 2021. Verder wil hij over 1985 een nieuwe belastingaangifte doen. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het middel van herziening daar niet toe kan strekken.
Conclusie
4.2.
De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het verzoek om herziening wordt afgewezen.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum