ECLI:NL:CRVB:2023:914

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
21 / 198 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onduidelijkheid over besluit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 24 februari 2020 beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat niet duidelijk was tegen welk besluit het beroep was gericht. De appellant stelde dat hij herzieningsverzoeken had ingediend, maar gaf geen concrete details over deze verzoeken. Tijdens de zitting bij de rechtbank werd duidelijk dat de appellant niet in staat was om aan te geven op welke herzieningsverzoeken hij doelde, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep.

In hoger beroep heeft de appellant zijn standpunt herhaald, maar ook hier bleef hij vaag over de specifieke besluiten waartegen hij zich wilde verzetten. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere uitspraak van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. Bovendien heeft de Raad opgemerkt dat de appellant in zijn verklaringen tijdens de zitting niet duidelijk maakte welke besluiten van het college hij bedoelde, met betrekking tot zijn aanvragen voor bijzondere bijstand voor een bril en de blokkering van zijn uitkering.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde datum.

Uitspraak

21 198 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2021, 20/1173 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 16 mei 2023

PROCESVERLOOP

Appellant heeft met een beroepschrift van 24 februari 2020 beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2023. Appellant heeft via een telefoonverbinding deelgenomen aan de zitting. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Telting.

OVERWEGINGEN

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat niet duidelijk is geworden tegen welk besluit het beroep is gericht. Ter zitting bij de rechtbank heeft appellant gezegd dat hij herzieningsverzoeken heeft ingediend, waarop het college niet heeft beslist. De rechtbank heeft overwogen dat appellant niet concreet heeft aangegeven op welke herzieningsverzoeken (data, kenmerken) hij doelt.
Standpunt appellant
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft ook in hoger beroep geen duidelijkheid gegeven tegen welk besluit het beroep is gericht of, als het beroep ziet op het uitblijven van een besluit op een herzieningsverzoek, welk herzieningsverzoek appellant dan bedoelt. De rechtbank is gemotiveerd op de zaak ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust.
4.2.
Voor zover appellant op de zitting bij de Raad heeft gesteld dat de zaak gaat over bijzondere bijstand voor een bril en een blokkering van zijn uitkering, heeft appellant niet concreet gemaakt op welke besluiten van het college hij doelt. Het college heeft ter zitting toegelicht dat er veel zaken zijn van appellant en dat hij meerdere aanvragen om bijzondere bijstand voor een bril heeft ingediend. Appellant ontvangt geen algemene bijstand van het college, dus dat appellant heeft verzocht om herziening van de blokkering van zijn uitkering, kan het college niet plaatsen.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2023.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) E.X.R. Yi