Uitspraak
21 1507 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
13 september 2019 heeft beëindigd op de grond dat zij per deze datum meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante, die eerder een uitkering ontving vanwege zwangerschap en bevalling, meldde zich ziek met lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar ZW-uitkering beëindigd op basis van de conclusie dat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest en dat haar beperkingen onvoldoende zijn erkend.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 14 april 2018 tot 4 augustus 2018 een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg heeft ontvangen. Na haar ziekmelding op 5 augustus 2018 heeft het Uwv haar een ZW-uitkering toegekend. Tijdens de beoordeling door een arts in 2019 is appellante belastbaar geacht met inachtneming van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Het Uwv heeft haar uitkering beëindigd omdat zij in staat werd geacht om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep heeft appellante opnieuw haar gronden herhaald en aanvullende medische rapporten overgelegd. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, maar concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante in staat is om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijk deskundige in te schakelen en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden.