ECLI:NL:CRVB:2023:884

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
22/1841 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens te late indiening in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. De appellant ontving een besluit van de Svb op 27 juli 2020, waartegen hij op 1 september 2020 bezwaar maakte. Dit bezwaar werd pas op 22 september 2020 door de Svb ontvangen, wat na de bezwaartermijn viel. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep.

De Raad oordeelde dat de Svb het bezwaar van de appellant terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De appellant had niet aannemelijk gemaakt dat de te late indiening van het bezwaarschrift niet verwijtbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde vast dat de wettelijke regels omtrent de indiening van bezwaarschriften correct waren toegepast. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en de appellant had geen geldige reden gegeven voor de overschrijding van deze termijn. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

22/1841 AOW
Datum uitspraak: 11 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 mei 2022, 21/1115 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 27 juli 2020 heeft de Svb aan appellant de betalingsregeling voor het te veel ontvangen bedrag aan toeslag op het AOW-pensioen bevestigd. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 24 december 2020 (bestreden besluit) is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. De Svb heeft vragen van de Raad beantwoord.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 20 april 2023. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.
OVERWEGINGEN

Samenvatting

In dit geding oordeelt de Raad dat de Svb het bezwaar van appellant terecht niet inhoudelijk heeft behandeld omdat het te laat is ingediend.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft door een wijziging van zijn persoonlijke omstandigheden te veel toeslag op zijn ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangen. De te veel betaalde toeslag moet hij terugbetalen. Appellant heeft de Svb laten weten dit binnen één jaar in maandelijkse termijnen te willen doen.
De besluiten van de Svb
1.2.
In een besluit van 27 juli 2020 heeft de Svb appellant laten weten dat elf maanden een bedrag van € 180,- zal worden ingehouden op zijn ouderdomspensioen en tot slot één maand een bedrag van € 94,36. Appellant heeft met een brief, gedateerd 1 september 2020, bezwaar tegen dit besluit gemaakt. Deze brief is door de Svb ontvangen op 22 september 2020. In het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaarschrift is na de bezwaartermijn binnen gekomen en appellant heeft op de vraag waarom de bezwaartermijn is overschreden geen reactie gegeven.
Het oordeel van de rechtbank
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft de Svb terecht geoordeeld dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Appellant heeft geen reden aangegeven voor de te late indiening, zodat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De gronden in hoger beroep
3.1.
Appellant heeft herhaald dat hij het besluit van 27 juli 2020 laat heeft ontvangen en dat hij daarom zijn bezwaarschrift pas na afloop van de bezwaartermijn heeft opgestuurd. Verder heeft appellant benadrukt dat hij niet kan rondkomen van het ouderdomspensioen en dat hij verzocht heeft om een toelage voor zijn echtgenote.
3.2.
De Svb is het eens met de uitspraak van de rechtbank.
Ter zitting heeft de Svb nog toegelicht dat de te veel betaalde toeslag met een laatste termijn in september 2021 met het ouderdomspensioen is verrekend. Ook is te kennen gegeven dat op het verzoek van appellant om een toelage voor zijn echtgenote een afwijzend besluit is genomen. Met een beslissing op bezwaar van 9 juni 2021 is het bezwaar daartegen ongegrond verklaard. Volgens de Svb heeft appellant tegen het besluit van 9 juni 2021 geen beroep ingesteld.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van dit hoger beroep van belang zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Die maakt deel uit van deze uitspraak.
4.2.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen.
4.3.
Het besluit is gedateerd 27 juli 2020, zodat de bezwaartermijn eindigde op 7 september 2020. Het bezwaarschrift was gedateerd 1 september 2020, dus voor de afloop van de bezwaartermijn. Appellant heeft naar eigen zeggen het bezwaarschrift pas na 7 september 2020 ter post bezorgd. Dit betekent dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Appellant heeft geen reden gegeven waarom hij het bezwaarschrift pas na het einde van de bezwaartermijn ter post heeft bezorgd. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de te late indiening niet verwijtbaar zou zijn. Net als de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Conclusie
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Svb heeft het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard en daarom niet inhoudelijk behandeld.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) L.C. van Bentum
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d’appel Centrale),
Statue:
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par Y. Sneevliet en présence de L.C. van Bentum en qualité de greffier, ainsi qua prononcée en public, le 11 mai 2023.
Bijlage – wettelijke bepalingen

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1.De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9
1.Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.