ECLI:NL:CRVB:2023:871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-vervolguitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar WGA-vervolguitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich in 2013 ziek meldde na een val, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Het Uwv beëindigde haar vervolguitkering per 28 september 2020, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante stelde dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was, omdat zij in 2020 niet op een spreekuur was gezien. De Raad oordeelde dat de beroepsgrond van appellante niet slaagde, omdat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd waarom een fysiek onderzoek niet nodig was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv voldoende was onderbouwd en dat appellante niet met nieuwe medische gegevens had aangetoond dat de beoordeling onjuist was. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor toekenning van deze vergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het medisch onderzoek, maar ook dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid afhankelijk is van de beschikbare medische informatie.