ECLI:NL:CRVB:2023:869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Limburg
Op 10 mei 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/656 CRTV. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 januari 2022, met zaaknummer 21/1104. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft hoger beroep ingesteld, maar heeft dit hoger beroep op 8 november 2022 ingetrokken. Namens de betrokkene, een B.V. gevestigd te een bepaalde vestigingsplaats, heeft advocaat mr. H. Frijlink verzocht om de appellant te veroordelen in de proceskosten. De appellant heeft zich bij brief van 9 januari 2022 gerefereerd aan het oordeel van de Raad, waardoor het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten en het onderzoek is gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak kan worden veroordeeld in de proceskosten. Aangezien de rechtbank in de eerdere uitspraak een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken, heeft de Raad de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep beoordeeld. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.669,07, inclusief kosten voor verleende rechtsbijstand en reiskosten.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.