Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2023 wordt de herziening van AOW-pensioenen van appellanten besproken. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de AOW-pensioenen van appellanten herzien naar de norm voor gehuwden of samenwonenden, omdat zij volgens de Svb een gezamenlijke huishouding voerden. Appellante ontving sinds november 2009 een AOW-pensioen naar de norm voor alleenstaanden, terwijl appellant sinds april 2012 hetzelfde ontving. De Svb baseerde haar beslissing op een onderzoek naar de woon- en leefsituatie van appellanten, dat werd gestart na een anonieme tip en een hoog waterverbruik op het adres van appellante. Tijdens een huisbezoek op 4 maart 2019 verklaarden appellanten dat zij samenwoonden.
De rechtbank Amsterdam had de beroepen van appellanten tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden appellanten aan dat de Svb niet had aangetoond dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad oordeelde echter dat de Svb voldoende bewijs had geleverd, waaronder verklaringen van appellanten en onderzoeksresultaten. De Raad bevestigde dat appellanten sinds maart 2016 een gezamenlijke huishouding hadden en dat de herziening van de AOW-pensioenen terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellanten kregen geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht.