ECLI:NL:CRVB:2023:858

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
21 / 4344 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die door een verstandelijke beperking een vervoersprobleem heeft, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een regiotaxi op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen, maar later door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch alsnog goedgekeurd. Desondanks verklaarde het college het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk, omdat er geen schade zou zijn geleden.

De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit niet-ontvankelijk en wees het verzoek om schadevergoeding af. In hoger beroep heeft de appellant zich tegen deze afwijzing gekeerd, maar de Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem gestelde schade. De Raad benadrukte dat de appellant, noch zijn vertegenwoordiger, gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om ter zitting toelichting te geven over de omvang van de schade. Hierdoor kon de Raad niet vaststellen dat er sprake was van schade die voor vergoeding in aanmerking kwam.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 9 mei 2023.

Uitspraak

21 4344 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 22 oktober 2021, 21/1028 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (college)
Datum uitspraak: 9 mei 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2023. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Sangster.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft door een verstandelijke beperking een vervoersprobleem. In verband
hiermee is op 12 februari 2020 namens appellant een melding gedaan voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een regiotaxi op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De melding is op 26 augustus 2020 omgezet in een aanvraag.
1.2.
Bij besluit van 14 september 2020 heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 12 januari 2021 heeft het college het besluit van 14 september 2020
ingetrokken en appellant met ingang van 13 januari 2021 alsnog in aanmerking gebracht voor de gevraagde maatwerkvoorziening.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 7 april 2021 (bestreden besluit) heeft het college het
bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college is volledig aan de aanvraag van appellant tegemoetgekomen en is niet gebleken dat appellant schade heeft geleden als gevolg van de genomen besluitvorming.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover de rechtbank zijn verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. In dit kader heeft appellant er – kort samengevat – onder meer op gewezen dat het college geen juiste uitvoering geeft aan de Wmo 2015 (‘Medewerkers van de overheid verbrassen Wmo-budget aan hun eigen salaris’), de uitspraak van de rechtbank langdradig is en de Raad rechthebbenden op de Wmo 2015 niet ondersteunt met het laagdrempelig verkrijgen van schadevergoedingen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In hoger beroep is slechts de vraag aan de orde of de rechtbank het verzoek om schadevergoeding terecht heeft afgewezen.
4.2.
De afwijzing van de rechtbank is terecht. De rechtbank heeft de afwijzing op juiste en inzichtelijke wijze gemotiveerd. Appellant heeft ook in hoger beroep de omvang van de door hem geleden schade niet geconcretiseerd of met bewijsstukken gestaafd. Dit terwijl de rechtbank had overwogen dat nu juist daar het probleem zat. Appellant (of zijn vertegenwoordiger) heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ter zitting een toelichting te geven met betrekking tot de omvang van de geleden schade. Nu appellant niet duidelijk heeft gemaakt wat zijn schade is, kan reeds hierom van vergoeding van schade geen sprake zijn.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd voor zover aangevochten.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2023.
(getekend) J. Brand
(getekend) S.S. Blok