ECLI:NL:CRVB:2023:856

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
22 / 852 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van AOW-uitkering en niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft verzoeker, die in Marokko woont, een herzieningsverzoek ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 19 november 2021. Dit verzoek is gericht tegen het primaire besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 6 maart 2018. In een besluit van 18 juli 2022 heeft de Svb verzoeker en zijn echtgenote alsnog een AOW-pensioen toegekend. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker inmiddels AOW ontvangt, waardoor er geen procesbelang meer bestaat bij het verzoek om herziening. De zitting voor de behandeling van het verzoek vond plaats op 24 maart 2023, maar beide partijen waren niet verschenen. De Raad heeft de herziening beoordeeld op basis van de artikelen 8:55 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening rechtvaardigen. Daarom heeft de Raad het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard en besloten dat er geen proceskosten aan verzoeker worden vergoed. Het griffierecht van € 136,- zal aan verzoeker worden terugbetaald door de griffier van de Raad.

Uitspraak

22.852 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 19 november 2021, 20/4450 AOW-V
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats 1] , Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna Svb)
Datum uitspraak: 4 mei 2023
PROCESVERLOOP
Verzoeker is het niet eens met de uitspraak van de Raad van 19 november 2021 en heeft op
27 december 2021 verzocht om een herziening van die uitspraak.
De Svb heeft op 16 mei 2022 een reactie gegeven op het verzoek om herziening.
De Svb heeft verzoeker en zijn echtgenote alsnog een AOW-pensioen toegekend. Dit staat in een besluit van 18 juli 2022.
Het verzoek om herziening is ter behandeling aan de orde gesteld op zitting van 24 maart 2023 waar beide partijen niet zijn verschenen. Dat hebben beide partijen vooraf aan de Raad laten weten.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van 19 november 2021 heeft de Raad het verzet van verzoeker tegen de uitspraak van de Raad van 13 november 2020 ongegrond verklaard. Dat betekent dat de uitspraak van 13 november 2020 in stand blijft. De Raad heeft deze beslissing genomen op grond van de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:119, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de uitspraak van de Raad van 13 november 2020 is het verzet van verzoeker in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2019, 19/1817 ongegrond verklaard omdat er geen goede redenen zijn aangegeven voor het niet tijdig indienen van het hoger beroep en het niet betalen van het griffierecht. Dit betekent dat het hoger beroep niet in behandeling kon worden genomen.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Verzoeker heeft de Raad gevraagd om opnieuw naar zijn zaak te kijken. Ook vraagt verzoeker om een nieuwe beslissing in verband met het krijgen van een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet omdat hij in Nederland gewerkt heeft.
De Svb heeft in een reactie hierop aangegeven dat het verzoek langs het ingetreden rechtsgevolg gaat omdat er geen nieuwe feiten en/of omstandigheden zijn aangevoerd die gaan over het niet betalen van het griffierecht in de procedure 20/4450 AOW-V.
Ook geeft de Svb aan het herzieningsverzoek aan te merken als zijnde gericht tegen het primaire besluit van 6 maart 2018.
In het besluit van 18 juli 2022 van de Svb staat dat appellant alsnog een bedrag van
€ 54,85 netto per maand aan AOW krijgt met ingang van 1 januari 2022 en een bedrag van
€ 2,97 bruto per maand voor vakantiegeld.
Nu verzoeker alsnog AOW heeft gekregen is er niet gebleken van een procesbelang bij het verzoek om herziening en zal het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan verzoeker te vergoeden. Het griffierecht van € 136,- zal aan verzoeker worden terugbetaald door de griffier van de Raad.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2023.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) K.M. Geerman

EBV

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) déclare la requête de révision non recevable.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2023.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) K.M. Geerman