ECLI:NL:CRVB:2023:856
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-uitkering en niet-ontvankelijkheid van het verzoek
In deze zaak heeft verzoeker, die in Marokko woont, een herzieningsverzoek ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 19 november 2021. Dit verzoek is gericht tegen het primaire besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 6 maart 2018. In een besluit van 18 juli 2022 heeft de Svb verzoeker en zijn echtgenote alsnog een AOW-pensioen toegekend. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker inmiddels AOW ontvangt, waardoor er geen procesbelang meer bestaat bij het verzoek om herziening. De zitting voor de behandeling van het verzoek vond plaats op 24 maart 2023, maar beide partijen waren niet verschenen. De Raad heeft de herziening beoordeeld op basis van de artikelen 8:55 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening rechtvaardigen. Daarom heeft de Raad het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard en besloten dat er geen proceskosten aan verzoeker worden vergoed. Het griffierecht van € 136,- zal aan verzoeker worden terugbetaald door de griffier van de Raad.