ECLI:NL:CRVB:2023:841

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
22/3311 WAO-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 26 april 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3311 WAO-VV. Het betreft een verzoek om voorlopige voorziening dat door verzoeker is ingediend op 7 oktober 2022. De zaak is behandeld in hoger beroep, waarbij de verzoeker heeft verzocht om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat ingevolge artikel 8:82 van de Awb een griffierecht verschuldigd is. Verzoeker is op 25 oktober 2022 en opnieuw op 9 november 2022 gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 136,- tijdig te betalen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.

Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard, zoals bepaald in artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met J.M. Labage als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 april 2023
22/3311 WAO-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek van 7 oktober 2022 om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld. Op 7 oktober 2022 heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb zijn onder meer de artikelen 8:81, 8:82 en 8:83 van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Ingevolge artikel 8:81 in samenhang met artikel 8:104 van de Awb, kan indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:82, eerste lid, van de Awb bepaalt dat van de verzoeker een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:82, derde lid, is artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt.
Bij brief van 25 oktober 2022 is verzoeker erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 14 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 9 november 2022 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen één week na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoeker er rekening mee moet houden dat de procedure niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen moet dan ook kennelijk nietontvankelijk worden verklaard onder toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om voorlopige voorziening nietontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage