Uitspraak
PROCESVERLOOP
[naam] . Als tolk is verschenen M. Kada. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.E. Bensoussan.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die samen met haar echtgenoot sinds 14 februari 2014 bijstand ontvangt, had een verzoek ingediend om ontheffing van de arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9 van de Participatiewet (PW) vanwege medische beperkingen. Het college van burgemeester en wethouders van Maassluis heeft dit verzoek op 18 december 2020 afgewezen, en na bezwaar bleef het college bij deze afwijzing in een besluit van 12 juli 2021. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat de bewijslast voor het aantonen van dringende redenen voor ontheffing bij de aanvrager ligt.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 28 maart 2023, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. N. Talhaoui. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om haar aanvraag te onderbouwen. Het enkele feit dat zij in het verleden een ontheffing had gekregen, was niet voldoende om aan te tonen dat haar situatie niet was veranderd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers om met bewijs te komen dat hun beperkingen rechtvaardigen voor ontheffing van arbeidsverplichtingen.