ECLI:NL:CRVB:2023:808

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
22 / 3624 PW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling griffierecht

Op 2 mei 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van verzoekster tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Verzoekster had een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, maar heeft het verschuldigde griffierecht van € 136,- niet betaald. De griffier had verzoekster herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet betalen. Ondanks deze waarschuwingen heeft verzoekster het griffierecht niet voldaan binnen de gestelde termijnen. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan griffierechten in bestuursrechtelijke procedures. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

22/3624 PW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 2 mei 2023
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 november 2022, 22/2652 en tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedaan.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn onder meer de artikelen 8:81, 8:82 en 8:83 van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Ingevolge artikel 8:81 in samenhang met artikel 8:104 van de Awb, kan indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:82, eerste lid, van de Awb bepaalt dat van de verzoeker een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:82, derde lid, is artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt.
Bij brief van 26 november 2022 heeft de griffer verzoekster erop gewezen dat zij ter zake van het ingediende verzoek een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, welk bedrag binnen 14 dagen na verzending van die brief moet zijn voldaan.
Verzoekster heeft de Raad verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Het verzoek om vrijstelling heeft de griffier bij brief van 7 februari 2023 afgewezen.
Bij aangetekende brief van 8 februari 2023 heeft de griffier verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen één week na dagtekening moet zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant op het bezoekadres van de Raad moet zijn betaald. Daarbij heeft de griffier er op gewezen dat overschrijding van die termijn er toe kan leiden dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk wordt behandeld.
Ook binnen die termijn heeft verzoekster het griffierecht niet betaald.
Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen moet dan ook kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) N. van der Horn