ECLI:NL:CRVB:2023:8
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na hersenbloeding en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het ziekengeld van appellante, die na een hersenbloeding in 2015 arbeidsongeschikt was geraakt. Appellante, die als schoonmaakmedewerkster werkte, had zich in 2018 ziek gemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar ziekengeld. Appellante was het hier niet mee eens en ging in beroep.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellante correct hadden ingeschat. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar belastbaarheid in bepaalde functies werd overschreden, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen geen aanleiding zagen om haar belastbaarheid aan te passen op basis van haar lichaamslengte. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch passend waren en dat de hogere frequentie van reiken in deze functies voldoende gecompenseerd werd door de geringere reikafstand.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.