ECLI:NL:CRVB:2023:793

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
21/1832 WIA, 22/2346 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen gewijzigde beslissingen op bezwaar van het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over twee hoger beroepen tegen beslissingen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eerste zaak betreft appellante die hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 april 2021. Appellante heeft haar hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 mei 2022 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.511,- voor verleende rechtsbijstand.

De tweede zaak betreft werkgeefster die eveneens beroep heeft ingesteld tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv. Werkgeefster heeft haar beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 december 2022 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. Ook in deze zaak heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van werkgeefster, die zijn begroot op € 837,-. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 26 april 2023.

Uitspraak

21.1832 WIA, 22/2346 WIA

Datum uitspraak: 26 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 april 2021, 20/2839 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[werkgeefster] (werkgeefster)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K.T. Ghaffari, advocaat, hoger beroep ingesteld (zaak 21/1832).
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 15 december 2021 plaatsgevonden via videobellen. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Ghaffari. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Het Uwv heeft op 4 mei 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 22 juni 2022 heeft mr. Ghaffari namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Werkgeefster heeft gronden aangevoerd tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 mei 2022 (zaak 22/2346).
Het Uwv heeft op 7 december 2022 opnieuw een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 12 januari 2023 heeft werkgeefster haar beroep tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 december 2022 ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht nader ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het hoger beroep van appellante (zaak 21/1832)
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 mei 2022 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837,- in beroep (één punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 1.674,- in hoger beroep (één punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en één punt voor het bijwonen van de zitting), in totaal € 2.511,- voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
Het beroep van werkgeefster (zaak 22/2346)
Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb wordt werkgeefster geacht van rechtswege beroep te hebben ingesteld tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 mei 2022.
Namens werkgeefster is het beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 december 2022 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen.
Aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen in de proceskosten van werkgeefster. Deze kosten worden begroot op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift). Van door het Uwv aan werkgeefster te vergoeden griffierecht is geen sprake, omdat van werkgeefster geen griffierecht is geheven.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in zaak 21/1832 in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.511,-;
- veroordeelt het Uwv in zaak 22/2346 in de proceskosten van werkgeefster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) E.X.R. Yi