ECLI:NL:CRVB:2023:791

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
23/505 ZW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet voldoen aan connexiteitsvereiste

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die eerder in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De Raad had het hoger beroep van verzoekster op 15 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Verzoekster had hiertegen verzet aangetekend, maar dit verzet werd op 21 december 2022 ongegrond verklaard. Op 16 januari 2023 diende verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening in.

De voorzieningenrechter oordeelde dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen indien er sprake is van connexiteit, dat wil zeggen dat er een beroep tegen een besluit is ingesteld bij de bestuursrechter. Aangezien het hoger beroep van verzoekster niet-ontvankelijk was verklaard en het verzet daartegen ongegrond was, was niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter deed uitspraak buiten zitting, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

23.505 ZW-VV

Datum uitspraak: 26 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 15 september 2022 (21/3550 ZW) heeft de Raad het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 september 2021 (21/422) niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest.
Verzoekster heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
Bij uitspraak van 21 december 2022 (21/3550 ZW-V) heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van 15 september 2022 ongegrond verklaard.
Met een op 16 januari 2023 door de Raad ontvangen brief heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

OVERWEGINGEN

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Op grond van artikel 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelezen in samenhang met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:81 van de Awb, voor zover hier van belang, is voor een ontvankelijk verzoek om een voorlopige voorziening nodig dat tegen een besluit beroep is ingesteld bij de bestuursrechter (formele connexiteit). De Raad heeft inmiddels uitspraak gedaan op het hoger beroep van verzoekster. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald, en het verzet daartegen is ongegrond verklaard. Dat betekent dat niet (langer) is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook niet-ontvankelijk, zodat de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb buiten zitting uitspraak zal doen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) E.X.R. Yi