ECLI:NL:CRVB:2023:786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld op 79,79%. Appellant, die als senior software developer werkte, had zich op 6 maart 2017 ziek gemeld. Na een aanvraag op basis van de Wet WIA, werd zijn belastbaarheid beoordeeld door een arts, die een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opstelde. Het Uwv kende appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar na bezwaar werd de mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 78,57%. In de beroepsfase werd de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw vastgesteld op 79,79% na wijziging van de mediaan functie en restverdiencapaciteit.
De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de rapporten niet zorgvuldig waren, maar de Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellant adequaat hadden beoordeeld. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk deskundige in te schakelen, en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad concludeerde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat de geduide functies geschikt waren voor appellant.