Uitspraak
22.2101 WIA, 23/994 WIA
mr. J.W. van Schaik.
OVERWEGINGEN
€ 3.348,-. Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die eerder een WIA-uitkering ontving. Appellant had zich ziek gemeld met psychische klachten en zijn arbeidsongeschiktheid was eerder vastgesteld op 50,19%. Na een herbeoordeling door het Uwv werd zijn arbeidsongeschiktheid per 9 november 2020 vastgesteld op 35 tot 45%. Appellant was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was, met name omdat er geen specifiek inspanningsonderzoek was gedaan. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv een zorgvuldig en volledig onderzoek hebben verricht en dat er geen reden was om aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te twijfelen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad volgde deze conclusie. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank met betrekking tot het bestreden besluit van 19 maart 2021, maar verklaarde het beroep tegen het besluit van 13 maart 2023 ongegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.348,- bedroegen.