ECLI:NL:CRVB:2023:766

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
21/4492 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van medisch advies en zorgscore

Op 26 april 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag voor dubbele kinderbijslag door appellant voor zijn dochter, die lijdt aan een chronische nierziekte. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van een medisch advies van het CIZ, dat stelde dat de dochter van appellant niet voldeed aan de criteria voor dubbele kinderbijslag. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

Appellant stelde dat zijn dochter recht had op dubbele kinderbijslag vanwege haar zorgbehoefte. De Svb had echter vastgesteld dat de zorgscore van de dochter op één punt was vastgesteld, terwijl voor dubbele kinderbijslag een minimale score van drie punten vereist is. De rechtbank oordeelde dat het medisch advies zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de juistheid ervan te twijfelen. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de afwijzing van de aanvraag.

De Raad benadrukte dat de zorgscore van de dochter bij elke nieuwe aanvraag opnieuw beoordeeld moet worden op basis van de actuele medische situatie. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat de Svb de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.4492 AKW

Datum uitspraak: 26 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 december 2021, 20/6341 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2023. Namens appellant is verschenen mr. De Witte. Het Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 15 februari 2020 bij de Svb een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Kinderbijslagwet voor zijn dochter [A.], geboren op [geboortedag] 2010 en bekend met een chronische nierziekte en daarmee samenhangende problematiek.
1.2.
Bij besluit van 22 april 2020 heeft de Svb bepaald dat vanaf het tweede kwartaal van 2020 voor [A.] geen recht op dubbele kinderbijslag bestaat.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 22 september 2020 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 april 2020 ongegrond verklaard. De Svb heeft zich, onder verwijzing naar een medisch advies van het CIZ, op het standpunt gesteld dat [A.] geen intensieve zorg als bedoeld in het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk) nodig heeft en dat daarom niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Haar zorgscore is vastgesteld op één punt, terwijl gelet op haar leeftijd van 10 jaar op de peildatum 1 april 2020 een minimale zorgscore van drie punten vereist is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Op verzoek van de Svb heeft het CIZ een medisch advies uitgebracht en geconcludeerd dat [A.] gezien haar medisch geobjectiveerde aandoening en de daarbij behorende klachten niet aan de criteria voor dubbele kinderbijslag voldoet. Bij lichaamshygiëne is er geen noodzaak tot permanente aanwezigheid van een ander. Ook kan vanuit de medisch geobjectiveerde aandoening niet voldoende worden verklaard waarom [A.] bij vrijwel alle handelingen aanwijzingen en fysieke hulp bij een deel van de handelingen nodig heeft. Bij het alleen thuis zijn gaat het om waar het kind niet toe in staat is en niet om wat het (nog) niet mag. De medisch adviseur heeft vastgesteld dat er geen medische bezwaren zijn op basis van de medisch geobjectiveerde aandoening waardoor [A.] niet in staat is 30 minuten alleen thuis te blijven. Het is begrijpelijk dat de ouders van [A.] haar extra in de gaten willen houden zodat zij leert tijdig naar het toilet te gaan, maar daarmee is nog geen medische noodzaak gegeven. Voor wat betreft begeleiding buitenshuis, kan een score slechts worden toegekend indien een kind niet alleen naar buiten kan, slechts in de eigen ‘afgesloten’ tuin kan spelen of slechts buiten kan spelen omdat de woonomgeving en sociale situatie zich er toe leent en er toezicht vanuit huis mogelijk is of in het directe (en voortdurende) zicht is. Hierbij gaat het ook om waar het kind niet toe in staat is en niet om wat het (nog) niet mag. De medisch adviseur heeft gesteld dat het niet aannemelijk is dat [A.] op basis van de medisch geobjectiveerde aandoening niet alleen naar buiten kan. Mogelijke sociale problematiek kan volgens de medisch adviseur niet tot een punt leiden. De Svb heeft zich onder verwijzing naar het medisch advies van het CIZ op het standpunt gesteld dat er voor alle drie de items geen zorgscore behoeft te worden toegekend. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is. In wat appellant heeft aangevoerd heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de door de Svb in navolging van het CIZ getrokken conclusies over de zorgscores voor [A.] onjuist zijn.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en – samengevat – aangevoerd dat hij in aanmerking dient te komen voor dubbele kinderbijslag. Wegens een zware zorgbehoefte voor [A.] moet op de items lichaamshygiëne, alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis een punt worden toegekend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het wettelijk kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
Het CIZ hanteert bij de beoordeling van het recht op dubbele kinderbijslag het Buk. Het Buk is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87).
4.3.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat de Svb de aanvraag van appellant voor dubbele kinderbijslag op goede gronden heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.4.
De medisch adviseur van het CIZ heeft toegelicht waarom de zorgscore van [A.] op de peildatum is vastgesteld op één punt voor het item zindelijkheid. Voorts heeft de medisch adviseur op inzichtelijke wijze gemotiveerd dat onvoldoende is gebleken dat de zorgbehoefte van [A.] als gevolg van haar medisch objectiveerbare aandoening zodanig groot is dat ook een punt moet worden toegekend op de items lichaamshygiëne, alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis. De Raad ziet, net als de rechtbank, geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van het medisch advies. De Svb heeft onder verwijzing naar dit medisch advies de aanvraag van appellant om dubbele kinderbijslag daarom terecht afgewezen.
4.5.
Het gegeven dat appellant in 2018 wel in aanmerking is gebracht voor dubbele kinderbijslag voor [A.] leidt niet tot twijfel over het recht op dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2020. De ernst en mate van beperkingen van [A.] kunnen in de loop van de tijd wijzigen. Bij een nieuwe aanvraag dient haar zorgscore telkens opnieuw te worden beoordeeld aan de hand van de dan aan de orde zijnde medische situatie.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
(getekend) J. Brand
(getekend) S.S. Blok