ECLI:NL:CRVB:2023:742

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
21 / 1432 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WMO-aanvraag voor woningaanpassing na verhuizing naar inadequate woning

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO). Appellant, die lijdt aan verschillende gezondheidsproblemen, is in maart 2019 verhuisd van een adequate woning met een inloopdouche naar een inadequate woning met een drempel in de doucheruimte. Hij heeft een aanvraag ingediend voor de verwijdering van de drempel en de plaatsing van een douchebeugel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem heeft deze aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Arnhem 2019. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij genoodzaakt was om te verhuizen vanwege overlast van drugsdealers en junks, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen bij de verhuizing. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in zijn vorige woning geen problemen had met de douche, wat aantoont dat deze woning adequaat was voor zijn situatie. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellant afgewezen, waarbij de eerdere uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

21 1432 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 maart 2021, 20/3520 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem (college)
Datum uitspraak: 19 april 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [A.] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting van 8 maart 2023 ter behandeling aan de orde gesteld. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is onder meer bekend met diabetes, neuropathie in de voeten, de ziekte van Parkinson, vocht achter de ogen en beginnende staar. In maart 2019 is appellant verhuisd van een woning met een inloopdouche naar een woning met een drempel in de doucheruimte. Appellant heeft zich tot het college gewend voor maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Hij wil in aanmerking komen voor een woningaanpassing, bestaande uit de verwijdering van de drempel in de douche en een douchebeugel. Hij heeft een daartoe strekkende aanvraag gedaan.
1.2.
Bij besluit van 18 november 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 25 mei 2020 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Het bestreden besluit berust, onder verwijzing naar artikel 3.2.5, eerste lid, aanhef en onder e, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Arnhem 2019 (Verordening), op het standpunt dat appellant is verhuisd van een adequate woning naar een inadequate woning. Het college heeft de aanvraag voor een douchebeugel onder verwijzing naar artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening afgewezen omdat een douchebeugel als algemeen gebruikelijk wordt gezien.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Ter zitting heeft appellant de beroepsgrond over de afwijzing van de douchebeugel ingetrokken. Niet in geschil is dat appellant in de nieuwe woning beperkingen ondervindt bij het douchen vanwege de drempel van de douchecabine. Dit heeft tot gevolg dat appellant beperkingen in zijn zelfredzaamheid ondervindt bij het gebruik van de nieuwe woning. Dit betekent dat deze woning in zoverre inadequaat is voor appellant. Vast staat dat appellant in zijn vorige woning geen problemen had met het gebruik van de douche, omdat in deze woning een inloopdouche aanwezig was, zodat deze woning in dit opzicht wel geschikt was voor appellant. Appellant is dus verhuisd van een adequate woning naar een inadequate woning, waardoor de noodzaak van de aangevraagde woningaanpassing is ontstaan. Appellant kan worden verweten dat hij bij deze verhuizing onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen. Niet aannemelijk is dat appellant bij zijn verhuizing niet heeft kunnen voorzien dat hij als gevolg van zijn beperkingen problemen in de nieuwe woning zou ervaren. Appellant heeft zijn stelling dat hij vanwege overlast veroorzaakt door drugsdealers en junks genoodzaakt was te verhuizen niet met gegevens over die overlast en het melden daarvan bij de politie onderbouwd. Appellant heeft deze onderbouwing ook niet in beroep geleverd. Dat had wel op zijn weg gelegen. Daarom is er geen reden om te oordelen dat het college de woningaanpassing niet had mogen afwijzen op grond van artikel 3.2.5, eerste lid, aanhef en onder e, van de Verordening.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij destijds is verhuisd naar een nieuwe woning vanwege de geregelde en hevige overlast in de nabijheid van de oude woning. Verder was appellant genoodzaakt snel te beslissen inzake de nieuwe woning. De gevraagde voorzieningen zijn nodig vanwege de concrete beperkingen van appellant. Er is geen sprake van een algemeen gebruikelijke voorziening.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft de beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en toereikend gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank, onderschrijft de overwegingen van de rechtbank waarop dat oordeel berust en verwijst daarnaar. Hieraan wordt toegevoegd dat appellant ook in hoger beroep niet nader heeft onderbouwd dat en waarom hij genoodzaakt was om te verhuizen. Verder heeft appellant de beroepsgrond tegen de afwijzing van de douchebeugel ingetrokken. Of de door appellant aangevraagde douchebeugel als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt, zal hier dan ook niet besproken worden.
4.4.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en M.A.H. van Dalenvan Bekkum en L.Z. Achouak el Idrissi als leden, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.