Uitspraak
21.3650 AW, 21/3651 AW, 21/4232 AW
OVERWEGINGEN
.De functie is eerst in 2017 beschreven en ondergebracht in het Landelijk Functiehuis Nationale Politie (LFNP) als [functie 3] (gewaardeerd op schaal 9).
,heeft appellante verzocht om toekenning van een waarnemingstoelage in de zin van artikel 17 van het Besluit bezoldiging politie met een terugwerkende kracht tot 1 augustus 2015. Per die datum is zij de functie als waarnemer gaan vervullen. De korpschef heeft dat verzoek afgewezen bij besluit van 16 december 2019. Overwogen is dat het verzoek van appellante ertoe strekt terug te komen van het besluit van 1 oktober 2018 dat in rechte vaststaat. Het hiertegen gemaakt bezwaar is bij besluit van 27 augustus 2020 (bestreden besluit 2) deels gegrond verklaard. De korpschef heeft uit coulance aan appellante een waarnemingstoelage toegekend met terugwerkende kracht tot 1 april 2017. Daaraan heeft de korpschef ten grondslag gelegd dat per 1 april 2017 een vacature is opengesteld voor de betreffende functie. De medewerkers zijn verzocht niet te solliciteren op de opengestelde vacature dan wel de sollicitatie in te trekken. Dat verzoek is gedaan omdat met een eventuele plaatsing elders plekken zouden openvallen, wat niet in het belang van de organisatie zou zijn. Omdat appellante geruime tijd de werkzaamheden heeft verricht en er ook per 1 april 2017 een vacature was opengesteld (waarbij appellante niet is geplaatst) ontstaat er volgens de korpschef een evident onredelijke situatie indien appellante een waarnemingstoelage wordt onthouden
.Het bezwaar is voor het overige ongegrond verklaard.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het tegen het besluit van 27 augustus 2020 gegrond en vernietigt dit besluit;
- herroept het besluit van 16 december 2019 en kent aan appellante alsnog een waarnemingstoelage toe vanaf 1 augustus 2015 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 27 augustus 2020;
- verklaart het beroep tegen het besluit 19 december 2019 gegrond en vernietigt dat besluit;
- herroept het besluit van 31 januari 2019 en bepaalt dat de korpschef een nieuw plaatsingsbesluit neemt waarbij rekening wordt gehouden met de toekenning aan appellante van de waarnemingstoelage vanaf 1 augustus 2015;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.116,-;
- bepaalt dat de korpschef aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van totaal € 448,- (