ECLI:NL:CRVB:2023:735
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake handhaving financiële maatwerkvoorziening voor vervoersbehoefte op basis van Wmo 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een financiële maatwerkvoorziening van € 50,- per vier weken had verstrekt voor het gebruik van de eigen auto van appellant. De rechtbank oordeelde dat dit bedrag een passende bijdrage leverde aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant, gebaseerd op de door hem opgegeven vervoersbewegingen.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn vervoersbehoefte meer dan 7.500 kilometer per jaar bedraagt en dat het college ten onrechte bepaalde bezoeken, zoals die aan zijn zus, niet heeft meegenomen in de berekening van zijn vervoersbehoefte. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de vastgestelde vervoersbehoefte binnen de geldende norm valt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de financiële maatwerkvoorziening van € 50,- per vier weken een adequate bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.