ECLI:NL:CRVB:2023:723

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
23/199 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant uit Marokko tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2022. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan partijen. In dit geval was het beroepschrift op 17 januari 2023 ontvangen, terwijl het poststempel op de envelop aangaf dat het op 4 januari 2023 ter post was bezorgd. Dit betekende dat het beroepschrift na de termijn was ingediend.

De appellant voerde aan dat de rechtbank de uitspraak naar een onjuist adres had gestuurd en later een gecorrigeerde uitspraak had verzonden. De Centrale Raad concludeerde echter dat de rechtbank de uitspraak naar het juiste adres had gestuurd en dat de termijn voor het instellen van hoger beroep niet was gewijzigd door de correctie. Bovendien werd de claim van de appellant dat iemand anders het beroepschrift had geschreven en dat het mogelijk bij het postbedrijf was blijven liggen, niet als voldoende bewijs gezien om aan te tonen dat hij niet in verzuim was geweest.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk, zonder verdere onderzoek te doen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met J.M. Labage als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 april 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 april 2023
23/199 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 november 2022, 22/2034 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 21 november 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 17 januari 2023 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 4 januari 2023 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 7 maart 2023 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft bij brief, ontvangen op 9 maart 2023, gesteld dat de rechtbank de uitspraak naar een onjuist adres heeft verstuurd en dat rechtbank de uitspraak later naar het juiste adres heeft verzonden.
Uit de aanbiedingsbrief van de rechtbank van 21 november 2022 blijkt dat de uitspraak naar het juiste postadres van appellant is gestuurd.
Uit de bijlage bij de brief van 13 februari 2023 blijkt verder dat de rechtbank op 25 januari 2023 een gecorrigeerde uitspraak heeft verzonden aan appellant. In de begeleidende brief geeft de rechtbank aan dat de correctie van de uitspraak geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep. De termijn van zes weken gaat in na de datum waarop de eerdere, ongecorrigeerde, uitspraak aan appellant is toegezonden.
Bij brief van 23 maart 2023, ontvangen op 18 april 2023, heeft appellant voorts medegedeeld dat iemand anders voor hem het hoger beroepschrift heeft geschreven en dat hij het hoger beroepschrift tijdig aan de Raad heeft toegezonden. Hij stelt dat de brief misschien bij het postbedrijf in Marokko of in Nederland is blijven liggen.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.