In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2023 uitspraak gedaan over het hoger beroep van appellant tegen de buiten behandeling gelaten aanvraag om bijstand. Appellant had op 9 februari 2020 een aanvraag ingediend voor bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft appellant op 12 februari 2020 geïnformeerd dat er nog gegevens ontbraken om het recht op bijstand vast te stellen. Ondanks verzoeken om aanvullende gegevens heeft appellant niet tijdig de benodigde informatie verstrekt. Op 17 maart 2020 heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld, wat na bezwaar is gehandhaafd. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad concludeert dat het college deze bevoegdheid had, omdat appellant niet de gevraagde gegevens heeft aangeleverd. De Raad oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden van appellant, zoals zijn faillissement en psychische klachten, niet voldoende zijn om de buitenbehandelingstelling te weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het college in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.511,- bedragen, en het griffierecht van € 182,- moet vergoeden.