ECLI:NL:CRVB:2023:706

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
21 / 572 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake bijzondere bijstand voor tandartskosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 22 december 2020. Verzoekster had in 2017 een aanvraag voor bijzondere bijstand voor tandartskosten ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar was afgewezen. Het college had het besluit naar de gemachtigde van verzoekster gestuurd, terwijl verzoekster op dat moment geen vaste woon- of verblijfplaats had. Hierdoor was verzoekster te laat met het indienen van haar beroep, wat door de rechtbank als niet-ontvankelijk werd verklaard.

De Raad heeft in de eerdere uitspraak het hoger beroep ongegrond verklaard, omdat de omstandigheden rondom de verzending van het besluit voor rekening en risico van verzoekster kwamen. In het verzoek om herziening heeft verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht voldoen. De Raad heeft benadrukt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten die vóór de uitspraak bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn, en die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

Tijdens de zitting op 23 maart 2023 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, maar het college was niet verschenen. De Raad heeft geconcludeerd dat verzoekster niet in staat is geweest om de vereiste feiten en omstandigheden aan te voeren, en heeft het verzoek om herziening afgewezen. De eerdere uitspraak blijft in stand, en verzoekster krijgt geen proceskosten vergoed, noch het betaalde griffierecht terug.

Uitspraak

21/572 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 december 2020, 19/322 PW
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar (college)
Datum uitspraak: 6 april 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 28 september 2017 (bestreden besluit) heeft het college een aanvraag van verzoekster om bijzondere bijstand voor tandartskosten afgewezen. Het college heeft het besluit destijds verstuurd naar de gemachtigde die verzoekster in de bezwaarprocedure had bijgestaan. Verzoekster had in die periode geen vaste woon- of verblijfplaats, sliep in een tent en had geen postadres. De toenmalige gemachtigde heeft het bestreden besluit na ontvangst verstuurd naar het laatst bekende adres van verzoekster. Tegen de tijd dat verzoekster met het bestreden besluit bekend was geraakt en een nieuwe gemachtigde van verzoekster beroep aantekende, was dat te laat. De termijn voor het instellen van beroep was verstreken. Omdat de rechtbank geen redenen waren gebleken waarom het beroep verschoonbaar te laat was ingediend, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad heeft in de uitspraak van 22 december 2020, 19/322 PW, het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ongegrond verklaard. Dat de toenmalige gemachtigde van verzoekster het bestreden besluit naar het laatst bij hem bekende adres had gestuurd, verzoekster daar naar eigen zeggen op dat moment niet meer woonde, en de toenmalige gemachtigde geen beroep heeft ingesteld, komt naar het oordeel van de Raad voor rekening en risico van verzoekster. Deze omstandigheden kunnen niet leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 december 2020.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 maart 2023. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A. van de Weerd. Het college is niet verschenen.
OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om een verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 december 2020. De Raad zal het verzoek om herziening afwijzen. Zoals ter zitting is besproken, heeft verzoekster geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de Raad die uitspraak zou kunnen herzien.

Het oordeel van de Raad

Hoe moet een verzoek om herziening worden getoetst?
Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld om een hernieuwde discussie over de desbetreffende uitspraak te voeren of te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen.
Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte, cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft verzoekster er in de uitnodiging voor de zitting op gewezen dat herziening van een uitspraak op grond van dat artikel alleen mogelijk is op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden als zij bij de bestuursrechter eerder bekend waren geweest.
Herziening kan dus alleen plaatsvinden als er feiten en omstandigheden zijn van vóór de uitspraak, die bij verzoekster toen niet bekend waren en ook niet bekend konden zijn en – als ze voor de uitspraak wel bekend zouden zijn geweest – tot een andere uitkomst hadden kunnen leiden.
Wat verzoekster aanvoert kan niet leiden tot herziening
Zoals ter zitting is besproken, heeft verzoekster ook na de uitnodiging voor de zitting geen feiten en omstandigheden als hiervoor bedoeld aangevoerd. Verzoekster heeft ter zitting van de Raad aangevoerd dat op basis van de menselijke maat toegewerkt moet kunnen worden naar een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Dat is niet mogelijk, omdat de Raad alleen bevoegd is om tot herziening van een uitspraak over te gaan op grond van hierboven omschreven feiten en omstandigheden. Andere gronden, zoals de menselijke maat, kunnen daarvoor geen grondslag bieden.

Conclusie en gevolgen

Het verzoek om herziening wordt afgewezen. De uitspraak van de Raad van 22 december 2020 blijft in stand.
Verzoekster krijgt daarom haar proceskosten niet vergoed. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van L.G. Cornelissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) L.G. Cornelissen