Uitspraak
21 2001 WIA
PROCESVERLOOP
W.L.J. Weltevrede.
OVERWEGINGEN
6 februari 2019. Dit rapport is voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkens het rapport van 25 november 2020 geen aanleiding geweest zijn standpunt te wijzigen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die als tolbeambte werkte, had zich op 17 februari 2014 ziekgemeld met schouder-, hand- en voetklachten. Na een herbeoordeling door het Uwv werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45 tot 55%, wat leidde tot een WGA-vervolguitkering. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en heeft een expertiseonderzoek laten uitvoeren door Ergatis, waaruit bleek dat zijn beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv was vastgesteld. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad de conclusies van Ergatis gevolgd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts van het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de ernst van de klachten van appellant. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de conclusies van Ergatis in acht moeten worden genomen. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 8.641,76 bedragen.