ECLI:NL:CRVB:2023:7
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit en geschiktheid voor geselecteerde functies
Op 4 januari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Appellante, die als begeleider in de gehandicaptenzorg werkte, had zich op 7 november 2017 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv had haar ZW-uitkering per 18 mei 2019 beëindigd, omdat zij meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Appellante was niet meer in staat om haar eigen werk te verrichten, maar het Uwv achtte haar wel geschikt voor andere functies in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb).
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was, omdat er geen verzekeringsarts bij haar op spreekuur was geweest. Ze stelde dat haar medische situatie was verslechterd en dat de geselecteerde functies niet meer passend waren. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige grondslagen had voor zijn besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de medische informatie van appellante zorgvuldig beoordeeld en er waren geen nieuwe feiten die een andere conclusie rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Overijssel bevestigd, waarin was geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de geschiktheid van appellante voor de geselecteerde functies. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de eerdere beslissing van het Uwv terecht was.