ECLI:NL:CRVB:2023:691

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
20 / 4032 ZW-W3
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek om wraking na openbaarmaking uitspraak

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 november 2020. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 april 2023 een beslissing genomen op een verzoek om wraking dat door verzoeker is ingediend tegen de behandelend rechter, S.B. Smit-Colenbrander. Dit verzoek om wraking werd ingediend op 25 maart 2023, enkele dagen na de openbaarmaking van de uitspraak op 22 maart 2023. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek om wraking is gedaan nadat de einduitspraak in de hoofdzaak openbaar is gemaakt, wat in strijd is met artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022. Hierdoor heeft de wrakingskamer besloten het verzoek niet in behandeling te nemen. De beslissing is genomen door de voorzitter E.J.M. Heijs en de leden K.P.M. Jacobs en E.C.E. Marechal, in aanwezigheid van griffier P.W.J. Hospel. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 april 2023.

Uitspraak

20.4032 ZW-W3

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
Datum beslissing: 12 april 2023
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 november 2020, 19/1785, in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
In dit geding heeft S.B. Smit-Colenbrander (behandelend rechter) als lid van de enkelvoudige kamer op 22 maart 2023 uitspraak gedaan.
Op 25 maart 2023 heeft verzoeker een verzoek om wraking tegen de behandelend rechter ingediend.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
3. In het voorliggende geval is op 22 maart 2023 in het openbaar uitspraak gedaan en is het verzoek ingediend op 25 maart 2023. Dat betekent dat het verzoek is gedaan nadat de uitspraak openbaar is gemaakt. De wrakingskamer zal het verzoek daarom niet in behandeling nemen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bepaalt dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en K.P.M. Jacobs en E.C.E. Marechal als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023.
De griffier De voorzitter
(getekend) P.W.J. Hospel (getekend) E.J.M. Heijs