ECLI:NL:CRVB:2023:652
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de IVA-uitkering en de arbeidsongeschiktheid van de appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een IVA-uitkering aan de appellant, die in Slowakije woont en in Nederland, Duitsland en Slowakije heeft gewerkt. De appellant had zich op 14 september 2017 ziek gemeld voor zijn werk als elektricien in Duitsland. Het Uwv had op 10 juni 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering aan hem toegekend, maar na bezwaar werd dit omgezet naar een IVA-uitkering, omdat de appellant duurzaam volledig arbeidsongeschikt werd geacht. De hoogte van de uitkering was echter betwist door de appellant, die stelde dat hij 100% arbeidsongeschikt was en in een slechte financiële situatie verkeerde.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het Uwv de hoogte van de IVA-uitkering correct had berekend. In hoger beroep heeft de appellant zijn medische situatie en financiële problemen benadrukt, maar de Raad oordeelde dat het Uwv de juiste berekeningen had gemaakt en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze berekeningen te twijfelen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet meer arbeidsongeschikt was dan door het Uwv was vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door T. Dompeling, met E.X.R. Yi als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 april 2023.