ECLI:NL:CRVB:2023:651

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
22/1923 CRTV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 22/1923 CRTV. De appellante, vertegenwoordigd door mr. W.J.F. Nieuwenhuis, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 mei 2022. Het Uwv had op 13 september 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 20 december 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten van rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat appellante redelijkerwijs kosten heeft moeten maken voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.511,-, bestaande uit € 1.674,- voor de kosten in beroep en € 837,- voor de kosten in hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met H. Alajai als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 april 2023
22/1923 CRTV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
10 mei 2022, 21/2975 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[naam stichting] , gevestigd te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. W.J.F. Nieuwenhuis, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 13 september 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 20 december 2022 heeft mr. Nieuwenhuis namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten, bestaande uit kosten voor de aan appellante verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 13 september 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.511,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv
wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai