ECLI:NL:CRVB:2023:648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als voedingsassistente werkte, had zich op 2 januari 2018 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante adequaat hadden beoordeeld.
Tijdens de zitting op 24 januari 2022 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. ing. A.T. Tilburg. Het Uwv werd vertegenwoordigd door W.L.J. Weltevrede. De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om nadere vragen te stellen aan de revalidatiearts drs. E. Ch. Spakman-van de Graaf. Na het indienen van aanvullende rapporten door het Uwv en verklaringen van de revalidatiearts, werd besloten om het onderzoek te sluiten zonder een nadere zitting.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De argumenten van appellante, waaronder de verklaring van haar revalidatiearts dat zij slechts 16 uur per week zou kunnen werken, werden niet overtuigend geacht. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de eerdere uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat de medische beoordeling van het Uwv juist was en dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking in de arbeid van appellante.