ECLI:NL:CRVB:2023:642

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
21/1667 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep intrekking en proceskostenvergoeding na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. O. Labordus, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uwv. Op 26 oktober 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken. In haar verzoek aan de Raad heeft appellante gevraagd om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv de kosten in bezwaar heeft vergoed, moest de Raad enkel oordelen over de kosten in beroep en hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand in totaal € 1.674,- bedragen, bestaande uit € 837,- voor het beroep en € 837,- voor het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van deze proceskostenvergoeding aan appellante. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 april 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 april 2023
21/1667 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
30 maart 2021, 20/4999 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. O. Labordus hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 26 oktober 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 23 november 2022 heeft mr. Labordus namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 13 december 2022 medegedeeld zich te kunnen verenigen met een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 26 oktober 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 1.674,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van
H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai