ECLI:NL:CRVB:2023:639
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich ziek had gemeld met zowel lichamelijke als psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelde dat er geen twijfel bestond over de juistheid van de vastgestelde beperkingen van appellante, die eerder waren vastgesteld door een arts van het Uwv. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante correct waren vastgesteld. Appellante voerde in hoger beroep aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten, maar de Raad oordeelde dat de medische stukken geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen af, omdat er geen aanwijzingen waren dat relevante informatie ontbrak. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd.