ECLI:NL:CRVB:2023:636

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
22/2757 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening na overlijden appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep en op een verzoek om een voorlopige voorziening. De appellant, die laatstelijk woonachtig was te Nijmegen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 augustus 2022. Echter, tijdens de procedure is de appellant overleden. Gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad in de Staatscourant van 5 december 2022 een oproep gedaan aan de erfgenamen van de appellant om zich te melden en aan te geven of zij de procedure wensen voort te zetten. Tot op heden heeft niemand zich gemeld als erfgenaam die het geding zou willen voortzetten.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen processueel belang meer is om het hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening te beoordelen, aangezien de indiener van het hoger beroep is overleden en er geen erfgenamen zijn die de procedure willen voortzetten. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de procedure niet verder kan worden voortgezet.

De uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.

Uitspraak

22.2757 PW, 22/2758 PW-VV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 augustus 2022, 22/2682 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om een voorlopige voorziening
Partijen:
[appellant] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (college)
Datum uitspraak: 21 maart 2023
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Op [datum] 2022 is appellant overleden.
De Raad heeft, gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de Staatscourant van 5 december 2022 een oproep aan de erven van appellant gedaan om zich te melden en te kennen te geven of zij de procedure wensen voort te zetten.
Niemand heeft zich gemeld.
Het college heeft desgevraagd verklaard niet gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De indiener van het hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening, appellant, is overleden. Daarmee is zijn belang bij de voortzetting van het geding vervallen.
2. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de oproep in de Staatscourant heeft niemand zich daarvoor gemeld.
3. Dit betekent dat er geen processueel belang meer is om het hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening te beoordelen. Het hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2023.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) M. Zwart