ECLI:NL:CRVB:2023:632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting wegens niet verschijnen op gesprekken voor machtiging
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand van appellante na een opschorting. Het dagelijks bestuur had het recht op bijstand opgeschort omdat appellante niet was verschenen op gesprekken die bedoeld waren om een machtiging op te stellen voor verder onderzoek in Turkije. Appellante had zich ziek gemeld en was van mening dat haar medewerking niet verplicht was in verband met een criminal charge. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet kan worden vrijgesteld van haar verplichting om te verschijnen op de gesprekken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad stelt vast dat appellante niet heeft meegewerkt aan het opstellen van de machtiging en dat zij het verzuim niet heeft hersteld. De Raad concludeert dat de opschorting en intrekking van de bijstand per 24 augustus 2020 in stand blijven. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.