ECLI:NL:CRVB:2023:630

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
22 / 1277 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand wegens verblijf in het buitenland langer dan vier weken

In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam terecht de bijstand van appellant heeft ingetrokken omdat hij langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Appellant ontving sinds 7 september 2020 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de kostendelersnorm voor drie personen. Op 20 april 2021 heeft de vader van appellant het college geïnformeerd dat appellant in Egypte verbleef. Het college heeft appellant verzocht om gegevens te verstrekken over zijn verblijf in het buitenland. Omdat appellant niet tijdig reageerde, heeft het college op 28 april 2021 het recht op bijstand opgeschort en op 3 juni 2021 de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken vanaf 20 april 2021. Na bezwaar heeft het college de intrekking gewijzigd naar 26 mei 2021, omdat appellant vanaf die datum langer dan vier weken in het buitenland verbleef, wat volgens artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de PW betekent dat hij geen recht op bijstand had.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat het college de bijstand terecht heeft ingetrokken. Appellant heeft aangevoerd dat hij recht had op bijstand, ondanks zijn verblijf in het buitenland, maar de Raad heeft geconcludeerd dat de intrekking van de bijstand per 26 mei 2021 in stand blijft. De Raad heeft vastgesteld dat de wettelijke regels van toepassing zijn en dat het college niet de mogelijkheid had om de bijstand op te schorten enkel omdat appellant langer dan vier weken in het buitenland verbleef. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af.

Uitspraak

22/1277 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 maart 2022, 21/5435 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 4 april 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 3 juni 2021 heeft het college de bijstand van appellant vanaf 20 april 2021 ingetrokken. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het college heeft met het besluit van 7 februari 2022 (bestreden besluit) dat bezwaar deels gegrond verklaard en de intrekking gewijzigd naar een intrekking vanaf 26 mei 2021.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij een zitting willen. Appellant heeft daarop geantwoord dat hij geen zitting wil. Het college heeft niet gereageerd. De Raad heeft daarom bepaald dat er geen zitting komt en het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de vraag of het college terecht de bijstand van appellant heeft ingetrokken omdat hij langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Appellant meent dat hij, ondanks dat hij langer dan vier weken in het buitenland verbleef, toch recht had op bijstand. De Raad komt tot het oordeel dat het college de bijstand terecht heeft ingetrokken.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontving sinds 7 september 2020 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de kostendelersnorm voor 3 personen.
1.2.
Op 20 april 2021 heeft de vader van appellant telefonisch aan het college laten weten dat appellant bij hem in Egypte verblijft.
1.3.
Bij brief van 21 april 2021 heeft het college appellant verzocht om gegevens te verstrekken onder meer over de reis naar Egypte.
1.4.
Bij besluit van 28 april 2021 heeft het college het recht op bijstand van appellant met ingang van 28 april 2021 opgeschort met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de PW, omdat appellant niet heeft gereageerd op de brief van 21 april 2021. Het college heeft appellant in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen door alsnog uiterlijk 10 mei 2021 de genoemde gegevens in te leveren.
1.5.
Bij besluit van 3 juni 2021, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 oktober 2021, heeft het college de bijstand van appellant met ingang van 20 april 2021 ingetrokken met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de PW, omdat appellant de gegevens niet binnen de hersteltermijn heeft ingeleverd.
1.6.
Bij besluit van 7 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 3 juni 2021 alsnog gegrond verklaard en de bijstand ingetrokken vanaf 26 mei 2021. Aan de intrekking vanaf 26 mei 2021 ligt ten grondslag dat appellant vanaf die datum langer dan vier weken in het buitenland verbleef, zodat hij gelet op het bepaalde in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de PW geen recht had op bijstand.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de bijstand van appellant vanaf 26 mei 2021 in te trekken in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Appellant heeft aangevoerd dat zijn vader toestemming heeft gekregen van het college om zijn zoon naar Egypte te laten komen. Deze grond slaagt niet. Dat is alleen al het geval omdat uit de stukken niet blijkt dat dit het geval is geweest. Daar komt bij dat de bijstand niet is ingetrokken omdat appellant naar Egypte is gegaan, maar omdat hij daar langer dan vier weken is geweest.
4.3.
Appellant heeft verder aangevoerd dat het college ook had kunnen besluiten om appellant toe te staan om vier weken op vakantie te gaan en daarna de uitkering op te schorten totdat appellant weer in Nederland zou zijn. Ook deze grond slaagt niet.
4.3.1.
Het college heeft de bijstand van appellant ingetrokken per 26 mei 2021. Op deze datum was appellant al meer dan vier weken buiten Nederland. Het opschorten van het recht op bijstand is gelet op artikel 54, eerste lid, van de PW, alleen mogelijk op de grond dat de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt. De PW geeft het college niet de mogelijkheid om het recht op bijstand op te schorten omdat appellant langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Verblijft een bijstandsgerechtigde in een kalenderjaar langer dan vier weken in het buitenland, dan verbindt artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de PW daaraan het rechtsgevolg dat er geen recht op bijstand is.
4.4.
Tot slot heeft appellant aangevoerd dat zijn uitkering ten onrechte is ingetrokken omdat het hem niet kan worden aangerekend dat hij niet heeft gereageerd op de brief van 21 april 2021. Deze grond slaagt ook niet. Aan het bestreden besluit ligt namelijk niet ten grondslag dat appellant niet heeft gereageerd op de brief van 21 april 2021, maar dat appellant vanaf 26 mei 2021 langer dan vier weken buiten Nederland verbleef.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de intrekking per 26 mei 2021 in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) N. van der Horn

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de PW
Geen recht op bijstand heeft degene die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland.
Artikel 54, eerste lid, van de PW
Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:
a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
Artikel 54, derde lid, van de PW
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.