ECLI:NL:CRVB:2023:623

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
20/4385 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking hoger beroep door appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. C.C.M. Peper, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Tijdens de procedure heeft het Uwv op 15 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 8 december 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat zij redelijkerwijs kosten heeft moeten maken voor rechtsbijstand.

De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.511,- voor de verleende rechtsbijstand, plus € 42,80 voor reiskosten, wat het totaal op € 2.553,80 brengt. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2023 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de kostenveroordeling is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 maart 2023
20/4385 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
18 november 2020, 20/132 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. C.C.M. Peper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022.
Appellante is verschenen en bijgestaan door mr. Peper.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door T. van der Weert.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft op 15 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 8 december 2022 heeft mr. Peper namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten, bestaande uit kosten voor de aan appellante verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft op 23 december 2022 medegedeeld zich te kunnen verenigen met een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 november 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 1.674,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.511,-.
De reiskosten die appellante heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de Raad, komen tot een bedrag van € 42,80 voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.553,80.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai