ECLI:NL:CRVB:2023:623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking hoger beroep door appellante
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. C.C.M. Peper, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Tijdens de procedure heeft het Uwv op 15 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 8 december 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat zij redelijkerwijs kosten heeft moeten maken voor rechtsbijstand.
De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.511,- voor de verleende rechtsbijstand, plus € 42,80 voor reiskosten, wat het totaal op € 2.553,80 brengt. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2023 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de kostenveroordeling is uitgesproken in het openbaar.