ECLI:NL:CRVB:2023:62

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
19/1103 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft de proceskosten veroordeling uitgesproken. De zaak begon met een uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 29 januari 2019, waartegen appellante in beroep ging. Het proces kende verschillende zittingen, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. F.M. Meis, en het Uwv werd vertegenwoordigd door J.C. Geldof. Tijdens de zittingen werd een deskundige benoemd om een rapport uit te brengen, wat leidde tot een gewijzigde beslissing van het Uwv op 4 februari 2022. Na de intrekking van het hoger beroep heeft de Raad de kosten van de rechtsbijstand en deskundigenvergoeding beoordeeld en vastgesteld dat het Uwv in totaal € 5.868,32 aan appellante moet vergoeden. De uitspraak werd gedaan door A.I. van der Kris, met E.X.R. Yi als griffier, en vond plaats op 12 januari 2023.

Uitspraak

19 1103 WIA

Datum uitspraak: 12 januari 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 januari 2019, 17/5165 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. D.R. Kamps, advocaat, hoger beroep ingesteld. Mr. F.M. Meis, advocaat, is in de plaats getreden van mr. Kamps.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Meis. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. Geldof.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. Het Uwv is in de gelegenheid gesteld te reageren op het door appellante overgelegde expertiserapport van het Expertise Instituut van 10 januari 2020. Het Uwv heeft gereageerd met rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Het onderzoek ter nadere zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 25 februari 2021. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Meis. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. Geldof.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verzekeringsarts L. Greveling-Fockens benoemd als deskundige. De deskundige heeft op 3 januari 2022 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 4 februari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en in de kosten van de door haar ingeschakelde deskundigen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is
het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 februari 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in
verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-) en € 2.511,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de nadere zitting anders dan na tussenuitspraak en 0,5 punt voor de reactie op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 augustus 2020, met een waarde per punt van € 837,-), in totaal € 4.185,- voor verleende rechtsbijstand.
Het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten voor het inschakelen van de deskundigen komt gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, wordt daarbij uitgegaan van uurtarieven van € 126,47 in 2019. Dit zijn ook de tarieven die de deskundigen hebben genoemd in de door hen bij hun declaratie gevoegde urenspecificatie. Uit de door gemachtigde van appellante overgelegde urenspecificaties blijkt dat de werkzaamheden 11 uur in beslag hebben genomen, zodat de vergoeding € 1.391,17 (exclusief 21% btw) bedraagt. Inclusief btw is de vergoeding € 1.683,32. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor administratieve ondersteuning wordt overwogen dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat artikel 1 van het Bpb niet in deze kosten voorziet.
In totaal gaat het om een bedrag van € 5.868,32.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv
wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 5.868,32.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2023.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) E.X.R. Yi