Uitspraak
22 693 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
WGA-loonaanvullingsuitkering.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld op 75,03%. Appellant, die als betonreparateur werkte, heeft zich ziekgemeld vanwege fysieke en psychische klachten. Het Uwv heeft na onderzoek de arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 38,22%, later verhoogd naar 48,14% en uiteindelijk op 75,03% na aanvullend medisch onderzoek. Appellant is van mening dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten en dat de geduide functies niet geschikt zijn voor hem. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende zijn onderbouwd.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn bezwaren en stelt hij dat zijn psychische en lichamelijke klachten niet goed zijn beoordeeld. Het Uwv heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak bepleit en toegelicht dat de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage geen invloed heeft op de resterende verdiencapaciteit. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd was, maar dat appellant hierdoor niet is benadeeld. De uitspraak wordt bevestigd, en het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant.