In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die kinderbijslag en kindgebonden budget ontvangt, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een te veel uitbetaald kindgebonden budget terug te vorderen door middel van verrekening met toekomstige uitkeringen. De Svb had appellant laten weten dat hij € 391,08 te veel had ontvangen en dit bedrag zou worden verrekend met toekomstige uitkeringen, tenzij hij voor een bepaalde datum zou reageren.
Tijdens de zitting op 22 december 2022 was de appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door R.W. Nicolaas en mr. E.M. Mulder. De Raad heeft geconcludeerd dat hij niet bevoegd is om te oordelen over het hoger beroep, omdat de besluitvorming van de Svb niet onder de bevoegdheid van de CRvB valt. De Raad heeft vastgesteld dat de invordering van het te veel ontvangen kindgebonden budget door de Svb niet onder de artikelen van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak valt, waardoor de CRvB zich onbevoegd verklaarde.
De Raad heeft het hoger beroep ter behandeling doorgezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en bepaald dat het griffierecht aan de appellant wordt terugbetaald. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om te begrijpen welke instantie bevoegd is in hun specifieke situatie, vooral bij complexe sociale zekerheidskwesties.