ECLI:NL:CRVB:2023:579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van het Uwv. Appellante, die voor het laatst als kapster werkte, had zich op 17 mei 2017 ziek gemeld en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had op 8 maart 2021 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, maar appellante stelde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er onvoldoende medische informatie was ingediend die zou wijzen op een andere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op de datum in geding, 15 mei 2021. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellante op die datum niet duurzaam was. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er nog behandelmogelijkheden waren voor appellante, wat een kans op verbetering van haar functionele mogelijkheden impliceert.
De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij het vaststellen van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en bevestigt dat het Uwv terecht de aanvraag voor een IVA-uitkering had afgewezen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.