ECLI:NL:CRVB:2023:568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en verrekening met bijschrijvingen voor toekenningsdatum
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2023, betreft het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam over de toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Appellanten, een echtpaar, hadden bijstand aangevraagd en kregen te maken met een afwijzing van hun aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had de aanvraag afgewezen omdat appellanten onvoldoende informatie hadden verstrekt over hun financiële situatie, met name over bijschrijvingen van de broer van appellante. Na een nieuwe aanvraag werd bijstand toegekend met terugwerkende kracht, maar het college besloot om de bijschrijvingen van de broer in mindering te brengen op de bijstand.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de bijschrijvingen van 3 oktober 2019 en 13 november 2019 als inkomsten moeten worden aangemerkt. De Raad concludeert dat de bijschrijvingen, die vóór de toekenning van de bijstand zijn gedaan, meegenomen moeten worden in de beoordeling van het recht op bijstand. De Raad stelt vast dat het college correct heeft gehandeld door alleen het deel van de bijschrijvingen dat toerekenbaar is aan de periode waarover appellanten recht hebben op bijstand in mindering te brengen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellanten geen goede redenen hebben aangevoerd om het bestreden besluit te weerleggen.
De uitspraak benadrukt het belang van het correct vaststellen van inkomsten en de verplichting van belanghebbenden om alle relevante informatie te verstrekken. De Raad wijst erop dat appellanten niet hebben aangetoond dat de bijschrijvingen als leningen voor levensonderhoud moeten worden beschouwd. Hierdoor blijft de beslissing van het college om de bijschrijvingen in mindering te brengen op de bijstand in stand.