ECLI:NL:CRVB:2023:539

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
21 / 3736 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuiskosten op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een verhuizing van € 4.500,-, welke aanvraag op 16 juni 2020 was ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer had deze aanvraag afgewezen, omdat volgens hen geen sprake was van een noodzakelijke verhuizing, maar van een wenselijke verhuizing. Tevens werd gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de appellant verhinderden om zelf voor de kosten te reserveren.

De rechtbank had de afwijzing van het college bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk was. Hoewel de appellant medische klachten had, ontbrak het aan een urgentieverklaring en was er geen bewijs van een medische noodzaak om te verhuizen. De stelling dat de woning te klein zou zijn na de intrek van meerderjarige kinderen werd als onvoldoende beschouwd om de noodzaak van de verhuizing te onderbouwen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep verworpen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

21/3736 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 september 2021, 20/5760 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (het college)
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Zitting heeft: mr. drs. A.M. Overbeeke
Griffier: R. van Doorn
Appellant en zijn advocaat zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Sewtahal en F. Bargach.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag van 16 juni 2020 om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een verhuizing van € 4.500,-.
Het college heeft bij besluit van 22 juli 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 september 2020, de aanvraag afgewezen. Volgens het college is geen sprake is van een noodzakelijke verhuizing, maar van een wenselijke verhuizing. Daarnaast is geen sprake van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan appellant niet zelf voor de kosten heeft kunnen reserveren.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk was, zodat de uit deze verhuizing voortvloeiende kosten niet als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt. Appellant heeft weliswaar medische klachten, maar hij beschikte niet over een urgentieverklaring en hij heeft het bestaan van een medische noodzaak om te verhuizen niet aannemelijk gemaakt. Ook anderszins heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een onhoudbare situatie. De stelling dat de woning te klein zou zijn nadat zijn twee of drie (meerderjarige) kinderen in 2017 bij hem zijn ingetrokken, is daarvoor onvoldoende. Dit maakt de wens om te verhuizen weliswaar begrijpelijk, maar nog niet noodzakelijk.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R. van Doorn (getekend) A.M. Overbeeke