ECLI:NL:CRVB:2023:532

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
22/3444 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 september 2022. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval is het beroepschrift op 3 november 2022 ontvangen, terwijl de termijn op 19 september 2022 begon. De poststempel op de enveloppe toonde aan dat het beroepschrift op 2 november 2022 ter post was bezorgd, wat betekent dat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend.

Appellant heeft in zijn verweer aangegeven dat hij zijn beroepschrift op 30 oktober 2022 heeft verzonden en dat hij ervan overtuigd was dat de postverzending normaal binnen één dag zou plaatsvinden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de argumenten van appellant geen grond bieden om te concluderen dat hij niet in verzuim was. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 maart 2023
22/3444 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 september 2022, 22/5740 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 19 september 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 3 november 2022 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 2 november 2022 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 9 december 2022 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 18 december 2022 geantwoord dat appellant zijn beroepschrift naar eer en geweten binnen de termijn heeft verzonden op 30 oktober 2022. Appellant beseft dat hij op de laatste dag heeft besloten om in beroep te gaan, maar is er stellig van overtuigd dat de postverzending zoals normaal binnen één dag gerealiseerd zou zijn.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.