ECLI:NL:CRVB:2023:527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. W.A. Timmer, advocaat van appellant, na een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 5 november 2020. Tijdens de zitting op 27 januari 2022 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door T. van der Weert. Na de zitting heeft de Raad een deskundige benoemd die op 9 augustus 2022 een rapport heeft uitgebracht. Het Uwv heeft op 25 oktober 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 11 november 2022 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, aangezien het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant, het Uwv op verzoek van appellant in de proceskosten moet worden veroordeeld. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 3.766,50 voor verleende rechtsbijstand en heeft daarnaast € 141,04 voor het opvragen van medische informatie als vergoedbaar aangemerkt. De totale proceskostenvergoeding die het Uwv aan appellant moet betalen, bedraagt € 3.907,54. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter S.B. Smit-Colenbrander en griffier H. Alajai.