ECLI:NL:CRVB:2023:527

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
20/4394 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. W.A. Timmer, advocaat van appellant, na een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 5 november 2020. Tijdens de zitting op 27 januari 2022 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door T. van der Weert. Na de zitting heeft de Raad een deskundige benoemd die op 9 augustus 2022 een rapport heeft uitgebracht. Het Uwv heeft op 25 oktober 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 11 november 2022 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, aangezien het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant, het Uwv op verzoek van appellant in de proceskosten moet worden veroordeeld. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 3.766,50 voor verleende rechtsbijstand en heeft daarnaast € 141,04 voor het opvragen van medische informatie als vergoedbaar aangemerkt. De totale proceskostenvergoeding die het Uwv aan appellant moet betalen, bedraagt € 3.907,54. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter S.B. Smit-Colenbrander en griffier H. Alajai.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 maart 2023
20/4394 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
5 november 2020, 19/2622 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. W.A. Timmer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen op 27 januari 2022 plaatsgevonden.
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Timmer.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door T. van der Weert.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en een deskundige benoemd. Deze heeft op
9 augustus 2022 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 25 oktober 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 11 november 2022 is namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 25 oktober 2022 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) in beroep en € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de zienswijze na verslag deskundigenonderzoek) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.766,50.
Met betrekking tot de vorderingen van de gemaakte kosten van € 141,04 voor het opvragen van medische informatie is de Raad van oordeel dat deze vorderingen eveneens voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.907,54.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai