ECLI:NL:CRVB:2023:523

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
21/1779 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake WAO met kostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. M.M.H. Lenaers, advocaat, namens appellant. Op 11 oktober 2022 had het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 8 november 2022 het hoger beroep introk en verzocht om een kostenveroordeling voor de proceskosten. Het Uwv heeft zich op 16 november 2022 conform verklaard aan het oordeel van de Raad. Gezien de intrekking van het beroep, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellant, heeft de Raad de mogelijkheid om het Uwv te veroordelen in de proceskosten toegepast. De kosten zijn begroot op € 2.929,50 voor verleende rechtsbijstand en € 10,80 voor reiskosten, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.940,30. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 maart 2023
21/1779 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 april 2021, 20/285 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.M.H Lenaers, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 11 oktober 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 8 november 2022 heeft mr. A.J.D.D. Burhenne, als opvolgend gemachtigde, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft met een brief van 16 november 2022 laten weten zich te conformeren aan het oordeel van de Raad.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 11 oktober 2022 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 2.092,50
in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting) en € 837,- in hoger beroep
(1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.929,50
De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, komen tot een bedrag van € 10,80 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.940,30.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai