ECLI:NL:CRVB:2023:498

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
22/999 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Amsterdam

Op 15 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/999 AOW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2022. De rechtbank had in die uitspraak beslist op het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak, waarbij het hoger beroep niet mogelijk was volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat er geen sprake is van een ernstige schending van de procesorde of fundamentele rechtsbeginselen, waardoor de Raad kennelijk onbevoegd is om het hoger beroep in behandeling te nemen. De Raad heeft besloten dat het betaalde griffierecht aan appellant wordt terugbetaald, maar heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 maart 2023
22/999 AOW, 22/1000 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2022, 21/1825 en 21/2454 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank beslist op het verzet van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aangevallen uitspraak is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb.
In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb is bepaald dat tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich een zodanig ernstige schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen heeft voorgedaan, dat van een eerlijke en onafhankelijke behandeling niet meer kan worden gesproken (zie de uitspraak van de Raad van 19 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:946).
Wat appellant heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat zich in dit geval een zodanig ernstige schending heeft voorgedaan.
De Raad is dan ook kennelijk onbevoegd om van het door appellant ingestelde hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier aan appellant wordt terugbetaald.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart zich onbevoegd;
  • bepaalt dat het betaalde griffierecht van € 136,- door de griffier van de Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van J.E. Eikelenboom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) J.E. Eikelenboom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.