ECLI:NL:CRVB:2023:489
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan betrokkene een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Betrokkene, die als tramconducteur werkte, had zich op 5 november 2017 ziek gemeld met rugklachten. De verzekeringsarts had vastgesteld dat betrokkene belastbaar was met inachtneming van beperkingen zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom betrokkene geschikt zou zijn voor de geselecteerde functies, gezien haar klachten van langdurig aaneengesloten zitten en blootstelling aan grove schokken. In hoger beroep heeft het Uwv betoogd dat er wel degelijk sprake was van een zorgvuldig onderzoek naar de psychische klachten van betrokkene en dat de FML voldoende rekening hield met haar beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor betrokkene en dat de eerdere conclusie van de rechtbank niet juist was.